Ans van Dijk, hobby: Jodenverraadster
Ans van Dijk verraadde in de oorlog haar buren, vrienden en zelfs familie om uit handen te kunnen blijven van de Duitsers. Angst zal haar
dus voor een groot deel hebben gedreven. Ans is de enige Nederlandse vrouw die voor oorlogsmisdaden ter dood is veroordeeld en waarvan het
vonnis ook daadwerkelijk tot uitvoer is gebracht.
In de zomer van 1944 wordt Anne Frank verraden. Zij woont dan in het achterhuis van een pand aan de Prinsengracht, zij en zeven anderen, waaronder
haar zus en ouders, worden op het laatste transport richting de kampen gestuurd. Alleen Otto Frank, haar vader, weet de oorlog te overleven. Op
mijn andere site De Dokwerker lees je meer over
Anne Frank en Ans van Dijk.
Tante Jet
Jopie Loos heeft ook een ervaring die past in dit beeld. Ik ben deels opgevoed door een 'buurtmoeder'. Een buurvouw die enorm begaan is met
de kinderen in een buurtje, snoepjes uitdeelt en mee gaat naar de speeltuin, misschien herkennen velen van jullie er wel wat in. Tante Jet was
in de Staalbuurt (Staalstraat, Verversstraat etc.) zo'n buurtmoeder waar moeders met een gerust hart hun kind aan toevertrouwden.
Ze nam ons mee naar de Amstel om lekker te spelen, daar mochten we alleen van onze ouders niet komen. Als het tijd was om naar huis te gaan
liepen we als eendjes gehoorzaam achter 'moeders' aan. Later leerde ik een totaal andere kant van Tante Jet kennen. Omdat zij en haar man
inmiddels zijn overleden en zij geen kinderen hebben kan ik dit verhaal vertellen.
De oorlog
Tante Jet woont in Duitsland en is Joods. Zij gaat naar Amsterdam en trouwt er met Jan. Een Amsterdammer. Samen wonen ze op nummer 11 in de
Staalstraat, deel van de Jodenbuurt. Als de razzia's plaats vinden blijft de Staalstraat een drama niet bespaard. Er worden alleen al
elf kinderen onder de twaalf jaar uit dit kleine buurtje gehaald en op transport gezet om er nooit meer iets van te vernemen.
Zoals gezegd, tante Jet en ome Jan wonen op nummer elf. Daarnaast, op nummer 13 wonen beneden, op een en twee hoog Joden. Op drie hoog
Amsterdammers. Op een dag stopt er een legertuck van de nazi's en halen alle Joden uit het huis op de hoek van de Staalstraat en de
Ververstraat. VERRAAD. Dat is zeker, want ze weten precies wie ze moeten hebben en waar ze zitten.
Het hoekhuis nummer 13 kijkt fraai uit op de Amstel en het Waterlooplein, in tegenstelling tot nummer 11. Niet lang nadat drie van de vier
verdiepingen van nummer 13 leeg zijn gekomen trekken tante Jet en ome Jan in op de eerste verdieping van nummer 13. Ondanks dat tante Jet
Joods is wordt zij nimmer door de Duitsers lastig gevallen.
Ver na de oorlog wordt ik geboren, vanaf mijn zesde 'zorgt' tante Jet een beetje voor me. Mijn ouders zijn gescheiden, mijn vader heeft de
benen genomen en mijn moeder moet hard sappelen om ons tweeën te eten te geven. Ik heb een prachtjeugd, kan niet anders zeggen. In
de Staalsbuurt ben je geborgen, je hoeft de buurt nergens voor uit. School, alle winkels, speeltuintje. Aan niets ontbreekt het mij, zelfs dus,
een buurtmoeder is er.
Maar dan zie ik op zekere dag tante Jet stelen uit een van de buurtwinkels, ik ben in een totale shock. De afspraak van die avond bij ome Jan en
tante Jet gaat gewoon door, ik probeer het voorval te vergeten maar dan geeft ze me iets wat het keerpunt was in mijn kijk op de wereld. Wat
ik haar 's middags had zien stelen gaf ze mij.
De jaren daarna ben ik bij ze op visite blijven komen. Mijn moeder en de andere buurtbewoners weten wat er al jaren gebeurt. Tante Jet steelt,
het is een ziekelijke neiging die ze zelf betaalt. Alle winkels berekenen haar aan het eind van de week 10% extra voor hetgeen ze al dan
niet gestolen heeft. Tante Jet maalt er niet om, zij heeft een uitkering uit Duitsland, zo bleek mij jaren later.
Maar ome Jan en tante Jet leken niet gelukkig, ik vroeg me steeds meer af waarom. Ik ging op onderzoek uit en tante Jet zelf gaf de antwoorden
op de vragen die ik had. Ze gaf me voedselbonnen, zink geld en haar identiteitsbewijs uit de oorlog. Ze zei dat ze een verstandshuwelijk
had met Jan. Hij was jong en moest naar Duitsland om te werken en zij was een Jodin. Zij maakten gebruik van de 'gemend huwelijk' regeling
waardoor zowel Jan als zij niet naar Duitsland hoefden.
Ik geloofde het verhaal, snapte daarom ook dat Jan altijd op de bank televisie lag te kijken en alleen gelukkig leek als hij uit huis was. Hij
leek een gelukkiger mens als hij bij ons 's middags zijn pikketanesie kwam halen. Ik bouwde met Jan een prima band op, hij leerde me
autorijden en nadat ik mijn rijbewijs gehaald had was hij het die me meenam voor mijn eerste ritje op de openbare weg zonder instructeur
naast me.
Jan had de vader geweest kunnen zijn die ik noot gekend heb maar Jan was thuis zo anders dan elders. Over de oorlog heb ik met Jan nooit
één woord gewisseld, dat wilde hij niet. Hij hield niet van zijn vrouw, maar had wel respect voor haar en heeft wellicht altijd
geweten dat hij zonder haar in een Duits kamp zou zijn geëindigd. Of hij wroeging heeft gehouden dat zijn vrouw zeer waarschijnlijk
Joden had verraden om zelf buiten spel te blijven en te kunnen verhuizen naar een mooiere woning met beter uizicht zal ik dus nooit weten.