Cursus Plat Amsterdams, zeurgestie Mail Jopie Loos Tumblr 4 Mokums in Englsih Googl+ Videos Amsterdam Mokums op Instagram Deurmat


Een goed overzicht van nog gangbare woorden tref je hieronder aan. Er zijn wel wat 'mitsen en maren'.

Uitleg over waar het 'plat Amsterdams' vandaan komt lees je HIER!

Als je een woordje instuurt check ik dat eerst, ik neem niet op:

  1. hele oude woorden, van vòòr 1900, die niet meer gebruikt worden
  2. als een woord nergens voor komt op het Internet en ik het woord ook niet ken
  3. spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden zijn zo talrijk, die neem ik niet op
  4. mijn makkers de suggestie ook niet kennen
  5. als niemand een woord kent en ook niet in de ETYMOLOGIEBANK staat
  6. grove scheldwoorden
Soms neem ik een buurt- of straatgebonden woord wel op, familiewoorden zijn zo beperkt in gebruik, de kans dat ik die opneem is uiterst klein.

Heb je hier iets aan toe te voegen?

Als je een woord mist dan houd ik me warm aanbevolen. Ook als een woord in de lijst 'echt en absoluut' geen woord is dat in Amsterdam zijn oorsprong vindt of gebruikt wordt hoor ik het graag. Mail dan naar plat@mokums.nl


Typisch Amsterdams aldus MokumsNL


5 maal 8: politie (doelend op het telefoonnummer in vroeger dagen)
6 maal 2: politie (doelend op het telefoonnummer in later dagen)
6 maal 7: taxi (vroeger van de TCA centrale)
7 maal 7: taxi (nu van de TCA centrale)
11 en 30: op zijn dooie akkertje, langzaam aan doen (op zijn 'elfendertigst')
   ...lees verder over 11 en 30...

=== A ===
A16: prostituee met veel klandizie
Aaipot (ipod): knuffellesbiënne (dank Barrie en Baps)
Aalmoes 01: karige bijdrage (negatief bedoeld)
Aalmoes 02: liefdadigheid (positief bedoeld)
Aap 01: aan de beurt zijn (hij is het 'apie')
Aap 02: gefopt (in de aap gelogeerd)
Aapjeslijn: tramlijn die naar Artis rijdt, vroeger lijn 15, tegenwoordig 9 en 14
Abraham: man die 50 wordt
Achterwiel: een rijksdaalder (2,50)
Afdingen: proberen wat van de prijs af te krijgen (zelfde als pingelen, afpingelen)
Afgebrand: platzak
Afgelikte boterham: persoon met veel wisselende seksuele contacten
Afkomen: betalen, leveren
Afleggen: iemand in de gaten houden, bespioneren (bedankt Gerrit)
Afmaken 01: na hevige voorseks de klus klaren ('zakelijke' seks, geen liefde)
Afmaken 02: omleggen, vermoorden
Afmaken 03: de verkering uitmaken
Afmatten: iemand keihard laten werken
Afnokken: weggaan, niet hetzelfde als nokken
Afpeigeren: uitputten, iemand afbeulen
Afpingelen: afdingen, iets van de prijs afhalen
Afsmijter: iemand die voor overlast zorgt voor je deur wegsturen (lees verder)
Afstruinen: koopjesjacht of lang doorzoeken naar iets (zelfde als struinen)
Aftroggelen: op slinkse wijze iets van iemand afnemen
Aftaaien: weggaan, naar huis gaan
Afzakken: langzaamaan naar huis gaan
Afzakkertje: laatste borreltje voor het slapen of naar huis gaan
Afzeiken: iemand voor schut zetten, afbranden
Aggenebbis (aggenebbish, achenebbisj): waardeloos, slechte kwaliteit
Akkefietje: klein conflict, probleempje
Allergaartje: van alles wat
Ammehoela: je kan de pot op, 'dat gebeurt niet'
Amsterdam eo (Mokum eo): Amsterdam en de rest van Nederland
Amsterdammertje 01: paaltjes in Amsterdam (die aan het verdwijnen zijn)
Amsterdammertje 02: laatste beetje in een fles (gratis halve borrel)
Amsterdammertje 03: vaasje bier zonder goud randje, anders is het een Rotterdammertje
Apegapen: uitgeput zijn
Apegatje: koosnaampje voor een geliefd kind (dank aan Ellen uit Maastricht)
Appeltje-eitje: makkie (Vincent bedankt!)
Appies: aardappelen
Armetierig 01: armoedig, beroerd (van dingen)
Armetierig 02: zielig, sjofel, armelijk (van mensen)
Asbak: makkelijk te versieren meisje ('iedereen drukt er zijn peuk in uit')
Asen: loeren, je kans afwachten en dan toeslaan (zelfde als spinsen)
Asjeweine 01: kapot
Asjeweine 02: weg
Asjeweine 03: dood
Askelen: handelen
Askenen: stelen
Attenoje, attelenoje: mijn god!, krijg nou wat! (uitspreken als vorm van verbazing)

=== B ===
Baanders: benen (dank Paul)
Badmuts: kale man
Bagger, bagges: waardeloos, 'zwaar kut'
Bajes 01: gevangenis
Bajes 02: huis
Bak 01: gevangenis (in de bak zitten)
Bak 02: werk (aan de bak komen, of juist niet 'hij komt niet aan de bak')
Bak 03: auto ('mooie bak heb jij gekocht, buurman')
Bak 04: grap ('wat een bak')
Bakkeleien: ruzie maken zonder fysiek geweld, bekvechten
Bakkes: gezicht, mond, smoel
Bakkie 01: pilsje (bakkie doen: pilsje drinken
Bakkie 02: kop koffie
Bakkie leut: kopje koffie
Bakkie pleur: kopje koffie
Bakkie troost: kopje koffie
Bakkie teer: kopje koffie (bedankt Simon)
Balen: flink de pest in hebben
Baliekluiver: iemand die geen klap uitvoert, een nietsnut (maar dit is een typisch Utrechts woord)
Ballen: geld (ik heb er 100 ballen voor over)
Bammetje: boterham (dank Ella!)
Banjeren: wandelen, slenteren
Bankie: 100 gulden/ euro (dank Jan)
Bargoens 01: boeventaal, dieventaal
Bargoens 02: geheimtaal (van zigeuners en daklozen)
Barrel 01: gammel voertuig
Barrel 02: oud mens
Bavioane: hard werken
Bazar - politiebureau
Bazelen: kletsen, zwammen (lijkt op wauwelen maar dat is meer 'vervelend' praten)
Bedisselen: in het geniep iets voorbereiden, geheime plannetjes (zelfde als bekokstoven)
Beerput 01: oude ton waarin urine en ontlasting werd opgevangen die tweemaal per week door de beerkar werd opgehaald
Beerput 02: ellende, 'de beerput moet open', we spreken hiervan als de onderste steen boven moet komen in een onverkwikkelijke zaak
Befgajes: rechters en advocaten
Begaffelen 01: bekokstoven, regelen, bedisselen
Begaffelen 02: ik kan het niet aanzien, ik snap het niet (dank Freek, ik kende deze tweede betekenis niet)
Behappen: aan kunnen
Beis: buurt
Beissie: tien cent, dubbeltje (dank Jacques)
Bekaaid: magertjes ergens van af komen, slecht bedeeld
Bekakt: verwaand, 'met de neus in de lucht'
Bekattering 01: uitbrander, ruzie
Bekattering 02: bekeuring
Bekattering 03: beschuldiging
Bekken: praten ("dat bekt lekker")
Bekkentrekker: een grimas opzetten (dank Ton!)
Beknibbelen: bezuinigen
Bekokstoven: in het geniep iets voorbereiden, geheime plannetjes (zelfde als bedisselen)
Belabberd: erg slecht, bedroevend
Belatafeld: bedonderd, gek (ben je helemaal belatafeld)
Belazerd: opgelicht, afgezet
Benenwagen: lopen
Beneveld: aangeschoten (dus niet compleet dronken, dan ben je lam)
Benjer: kreng, vrouw met opvliegend karakter, viswijf
Benosselen 01: bedriegen, belazeren
Benosselen 02: bestelen
Benosselen 03: betalen, hoewel ik dit niet zo'n logische vindt (bedankt Klaas)
Bep: 'zo'n' type uit de Jordaan
Beppen (ouwebeppen): kletsen (net als ouwenelen)
Berelul: kroket
Berlijn-express: de tram naar de Beethovenstraat (Amsterdam Zuid)
Bes: oude vrouw ('ouwe bes' werd wel eens sarrend gezegd om extra te benadrukken dat iemand oud was)
Beseibelen, bezeibelen, beschwibelen: beetnemen, bedriegen
Bescheuren: heel hard lachen, 'zich bescheuren' (dank Marjolein)
Besmetbak: iemand die allerlei ziektes onder de leden heeft, wordt ook als scheldwoord gebruikt
Besodemieteren: bedonderen
Besolleme: betalen
Besolletje: koopje
Besonjes, besognes: beslommeringen, bezigheden maar vaak wel met een negatieve lading
Bessie 01: bessenjenever (dank Joke, van voormalig café de kleine Karseboom aan de NIeuwendijk)
Bessie 02: oud vrouwte
Bestieren: runnen, bedrijven, een zaak (winkel of horeca) 'lopende' houden
Bezol: goedkoop
Bierblik: na een paar biertjes ziet alles er mooier uit
Bierkaai: onbegonnen werk
Bietebauw: bullebak, zeer onaangename vent
Bietenbrug: verkeerd aflopen, als iets niet gaat zoals het zou moeten gaan ('de bietenbrug op', dank Jan!)
Bietsen: bedelen, op andermans zak teren
Bietskommer: schooier, klaploper
Bijgoochem: iemand die denkt dat hij bijdehand is maar het niet is (Joke, bedankt voor de toevoeging, je hebt helemaal gelijk)
Bijbeunen: zwart baantje naast een uitkering of andere inkomsten
Bijdehandje: iemand die het achter zijn ellenbogen heeft, die bijdehand doet
Bijtspijkers: tanden (dank Jasper)
Bikkel: harde jongen (meestal vanwege het werk of als oorlogsveteraan)
Bikkelen: hard werken
Bikken: eten (dank Hans)
Bikker: souteneur
Bikkesementen: eten (dank Bert!)
Bink: iemand die zijn centen laat rollen (dank Joke!)
Bitterherrie: smerige bitterballen (ranzige bittergarnituur, dank Hera)
Blakwannes: rotzooi (komt uit het Engels van Black Varnish)
Blauwblauw: laat maar zitten, praat er maar niet over
Blauwe boon: kogel
Blauwe slet: politie-agente
Blauwbekken: het koud hebben
Bled: plank (markttaal)
Bleddeg, bleddegie: onderzetter (voor pannen)
Bledder: gebakken lucht (gelezen op Marokko community, is dat leuk!)
Blikhoed (oud Amsterdams): politieagent
Blikslager: klaploper
Blinde maupie niet zijn: ik geloof het pas als ik het zie
Blindlegger: dubbel liggen om een grap
Bloedzuiger: iemand die enorme woede oproept (Klaas, bedankt weer)
Blommetje: onnozel kind (meisje, zelfde als wiggie)
Blufkikker: een patser met veel bombarie en uiterlijk vertoon (dank weer Bert!)
Blut: geld is op, platzak
Boeren: alles van buiten Amsterdam
Boezelaar: schort (dank Jo)
Bogus: nep, fake, onzin, namaak
Boldootkar: strontkar (genoemd naar het wereldberoemde luchtje, in werkelijkheid was de strontkar de voorloper van het riool)
Bollebof: kroegbaas
Bolleboos 01: ergens heel erg goed in zijn, knappe kop
Bolleboos 02: gevangenisdirecteur
Bollewangehapsnoet 01: dikke kop, hoofd met bolle wangen
Bollewangehapsnoet 02: koosnaampje voor een jong kind
Bombarie: veel drukte om niks maken, 'daar heb je Arie Bombarie'
Bonis: geld, 'in de bonis zitten' = goed bij kas zitten
Bonje: ruzie
Bonkers: borsten
Bordeelsluipers: schoenen met een zachte (suède) bovenlaag en een spekzool, je hoort de drager niet aankomen
Bout: drol
Branie (-maker, -schopper): druktemaker, opschepper, bluffer
Brief: broek
Briefie: papiergeld
Broekhoest: winderigheid (scheten laten)
Broge (broche): zegen
Brogum: bik (dank Sam")
Brommen: zitten (in de gevangenis, 'hij moet zeven maanden brommen')
Broodje Mokum 01: wit broodje met osseworst, oude kaas en uitjes (in Amsterdam schrijven we geen osseNworst maar zonder de 'N" )
Broodje Mokum 02: koffiehuis in de Jordaan
Broodmolen: iemand die veel praat ('hou die broodmolen eens', dank weer Henk)
Brozem: nozem op een brommer
Buffelen: hard werken
Buikschuiver: brommer, bromfiets
Buiksloterham: kont, achterwerk (volgens sommigen is het een vagina)
Buitenlander: sleutel die niet past of doelend op een slot waar je de sleutel niet van kent (inbrekersjargon)
Burgerpot: recherche, politie in burger
Burgertrut: overtreffende trap van 'trut'

=== C ===
Canaille: klootjesvolk, gepeupel
Cement, sement: stamppot van bruine bonen met aardappelen
Centenbakkie 01: bakkie waarmee de orgelman geld ophaalt
Centenbakkie 02: vooruitstekende kin
Chingmeid: klein vrouwtje
Citroentje: citroenjenever ('citroentje met suiker')
Cruisen: homo's die op zoek zijn, in het park, dat dan weer wel (niet echt Amsterdams overigens, dank Klaas)

=== D ===
Daai 01: diamant, edelsteen (dank Deborah)
Daai 02: klap
Daai 03: knikker
Daalder: 1 gulden vijftig
Dagdief: leegloper, een nietsnut, iemand die niets uitvreet de hele dag
Dakhaas 01: inbreker
Dakhaas 02: stuk onbenul (met dank aan Klaas)
Dakhaas 03: loodgieter, met name een die de regenpijpen repareert (Ger en Ria bedankt!)
Dakhaas 04: kat, dit was in de oorlog de benaming voor katten, die vanwege honger en voedselschaarste als 'haas' werden bereid/ gegeten (BH bedankt!)
Daksijs: vliegende vogels
Dalles: armoede
Dallesdekker: armoedig type
Dalven: presentjes aannemen van criminelen (door politie en ambtenarij)
Darm: etter (dank Hein!)
Dat zit wel snor: het zit wel goed
Deis je: hou je gemak (komt van Daii = stil in het Hebreeuws, dank Jacques!)
Dekken: op wacht (de uitkijk) staan bij een onguur zaakje
Derrie: viezigheid (van eten of blubber maar ook diarree; 'getsiederrie')
Deurmat: snor
Dibbes: man, 'he, ouwe dibbes'
Dijenkletser: goede grap (dank Toine!)
Dikke benen: drukte (je moet je geen dikke benen maken, 'maak je niet druk')
Dikke mik: uitstekend, het is goed zo
Dikke tampeloeris ken je krijge: ik denk er niet over!
Doerak: belhamel, straatschoffie
Dofgajes: rechercheur
Dokken: betalen (vaak tegen je zin)
Dollefie zallefie (dolfie zalfie): alles is lekker (Simon de Waal)
Dolletje: geintje uithalen
Donderjagen: zaniken, treiteren, vervelend doen
Donderstraal 01: dondersteen, onverbeterlijke deugniet
Donderstraat 02: oprotten ('donderstraal een eind op')
Dood of de gladiolen: alles of niets
Dooddoener: opmerking die kant noch wal raakt, je kunt er niks mee
Doodop: bek af, heel erg moe
Dooie (ook dooie diender, dank Hans): saai figuur, 'heeft niets te melden'
Doorslag: mazzeltje, geluk hebben
Doos 01: vrouw, meisje (dank Nol en Carolien)
Doos 02: vrouwelijk geslachtsdeel (met dank aan Ingrid)
Doppie 01: hoedje, petje
Doppie 02: wippie, vluggertje (Ria en Ger, dank voor het meedenken)
Douw: veroordeeld tot een straf
Dries: dwaas, dolle gek
Drijfhuis: woonboot
Drijfsijssie: eend
Drijver: klap (dank Cecilia)
Drolbaars: sukkel
Drollenhok: scheldwoord voor een vrouw (Dank je Jolanda)
Drollenvanger: plusfour (pofbroek die over de knie valt)
Dronkemansgebed: tellen hoevel geld je nog hebt voor een afzakkertje
Droogoksel: lui persoon (Dank je Marianne)
Drossen 01: weglopen uit militaire dienst
Drossen 02: als zeelui niet terugkeren naar hun schip
Drukken: er tussenuit knijpen
Duikboot: klant van een prostituee (dank Paul)
Duiten: geld (VOC tijd)
Duizend: iemand die goed kan rekenen
Duppie: tien cent, een dubbeltje (dank Hans)
Dweil; vrouw die met iedere man naar bed gaat maar geen hoer, die vraagt er geld voor (dank Peter)

===E ===
Eendenbier: gracht (-enwater)
Eigen: familie
Eigenheimer: eigenwijs persoon
Eikelbijter: sukkel
Eisjedies: vreemd gaan ('met de vrouw van een ander', dank Jacques)
Emmeren: doorzeuren
Engels witvissie: Durex condoom in de gracht die we regelmatig tegenkwamen tijdens het zwemmen in de Zwanenburgwal (dank Klaas!)
Etteren: zuigen, het bloed onder iemands' nagels vandaan halen
Etterlijer: als je echt een hekel aan iemand hebt omdat hij zuigt
Euri: euro

=== F ===
Facie: tronie, gezicht (bedankt Jolanda)
Farizeeër: huichelaar, schijnheilige
Feteren: onthalen, trakteren
Fiets: twee rijksdaalders
Fibromatosus: algehele malaise (zwak, ziek, misselijk en moe tegelijk, Waterloopleins maar ook een bestaand woord = tumoren)
Fijntjes: kleine kadetjes (brood, dank Claire!)
Fikken 01: vingers
Fikken 02: branden
Fiksen: regelen of maken
Fiselefasie: gezicht
Fittie: ruzie
Flikflooien: iets verdergaan dan flirten (komt geen echte seks aan te pas)
Flikken: iets geniepigs uithalen
Fling: tussen een flirt en een relatie in
Flamoes, flamous: vrouwelijk geslachtsorgaan
Flansen: iets rommelig, te snel, in elkaar zetten (als het maar zit)
Flappentapper: geldautomaat (voor de eerste van Nederland in Amsterdam er hing was de bijnaam er al)
Foefie: handigheidje of truukje, als iemand iets niet lukt zei een Amsterdammer: kom maar, daar ken ik een foefie op (bedankt Ton!)
Foelie: kerfstok
Fok: bril
Fokken: opnaaien, naar doen

=== G ===
Gabber, gawwer, chawwer: vriend
Gaffel: mond
Gajes: gepeupel, minder volk
Galbak: uiterst negatief persoon (Dank Hein!)
Gallef: mes
Gallemieze (n): platzak, armlastig maar wordt ook wel eens als 'stuk' gebruikt (naar de klote)
Gallish (gallisch) van worden: zwak, onpasselijk worden
Gammel: oud
Gannef (gannew, gannif, ganf): boef, dief (bedankt Jacques)
Gappen 01: stelen
Gappen 02: pakken
Gappie: vriend
Gasjewijnen - vluchten, snel uit de voeten maken, maar ook; verdwenen
Gassie: hoed, petje (dank Frans!)
Gast: verwijzing naar een man (om iemand buiten je eigen groep aan te duiden, dank Fernand!)
Gauwdief: iemand die zeer behendig is in het stelen
Gebbetje: grapje
Gebroed, gebroedsel: familie
Gedeisd houden: schuil houden, niet opvallen
Gedoe: antiek
Geeltje: 25 gulden
Geep, gepenkop: zacht scheldwoord dat hard aankomt, net als pannenkoek
Gehaktbal: net als pannenkoek, een weinig vleidende term voor iemand die je een beetje een sukkel vindt
Geheimschrijver: stiekemerd, stiekem persoon
Gein (dus niet 'gijn' zie aldaar): leuk, charme (dus niet; grappig)
Geinig: charmant, leuk
Geintje: grapje (eigenlijk dus; leuk)
Geinponem: grappenmaker (eigenlijk dus een leuk persoon)
Geiten (maar ook 'gijten'): meisjesachtig giechelen (dank Hein, Babs, Barrie en Peter)
Geitenbreier: slappeling (dank Paul)
Gejoene: plezier, genoegdoening
Gekke Gerrit: ik ben niet helemaal achterlijk ('ik ben gekke gerrit niet'), extra aanzet dat je niet onnozel bent
Gekloft: netjes, mooi
Gemeentepils: water (wederom een bijdrage van Vincent, waarvoor dank!)
Genare: onwijs, ongelooflijk (met dank aan Ron)
Geniepig: achterbaks, 'sneaky'
Gesjeesd 01: gek, doorgedraaid
Gesjeesd 02: weglopen uit militaire dienst
Gesjochten 01: verloren, naar de bliksem
Gesjochten 02: ben je gek geworden, de weg kwijt
Gesnor: familie
Geste: goede bedoeling
Geteisem: minderwaardig volk, tuig
Getild worden: afgezet worden
Giechel 01: mond (dank je Arno!)
Giechel 02: neus (zegt André en ook de dikke Van Dale, maar daar zijn velen het weer niet mee eens)
Gifmenger: apotheker
Gijn (dus niet 'gein', zie aldaar): takel
Ginnegappen: ongemanierd, spottend lachen, sarcastisch lachje
Gis: slim (dank Paul)
Gladjakker: kan hem niet inschatten, huichelaar, gluiperd (dank Madelon)
Gladjanus: zelfde als gladjakker
Gleuvenrijder: trambestuurder
Gleuvenstopper: postbode (dank mary)
Glippen: 'gratis' met het openbaar vervoer gaan (dank peter!)
Godsammebelatefeld: uitdrukking van verbazing
Gogme, gochme: intellect, slimme wijsheid, weten waar je moet gaan, zijn
Gojim 01: niet-Joden (dank Rabbijn Michael Boekstal)
Gojim 02: volkeren, naties
Gok 01: neus
Gok 02: raadsel, 'het is een gok'
Gok 03: lach (hebreeuws)
Gompie: liefkozing voor 'zoonlief' (suggestie van Robin Kinsbergen)
Goochem: wijs, bijdehand (in positieve zin)
Goochemerd: slimmerik
Gossiemijne: uiting van verbazing ('t is toch wat, leuk weer, ingezonden door Marianne)
Gotspe: brutaal, tegen de draad in, staat er haaks op
Goudkust: dure wijk
Gozer: jongen, man (eigenlijk bruidegom)
Graftak 01: bejaarde
Graftak 02: etterlijer, "Hij is een nagel aan m'n doodskist" (dank Mary)
Grammofoonplaat: biseksueel (van twee kanten bespeelbaar)
Grandes: agent (met dank aan Wim)
Gratenkut: mager meisje (dank Sam!)
Gratenpakhuis: vel over been, mager mens
Grauw: het gewone volk (plebs)
Gribus 01: achterbuurt
Gribus 02: bouwvallige woning
Gribus 03: eng persoon
Gribus 04: gevangenis
Gribus 05: hoerenkast
Griepen: klieren, etteren maar ook; klagen (zeurderig klagen)
Griet: meid, jonge vrouw
Grijpstuiver: schamele beloning voor een klusje
Grijze muis: saaie vent, valt niet op
Groentje: beginneling, jonkie (dank Madelon)
Guttegut: ach

=== H ===
Haar op de dijk: vrouwen in aantocht
Haar in de zaak: vrouw in de winkel
Haarlemmerdijkie 01: flauwekul verkopen, in de maling nemen
Haarlemmerdijkie 02: ruzie maken (volgens Ingrid die op de Haarlemmerdijk woonde)
Habbekrats: koopje, bijna voor niets
Habbelebabs: vrouwelijk geslachtsdeel (afkomstig van de bijnaam van een club in de hoerenbuurt van De Pijp anno 1900)
Haberdoedas 01: klap, stomp
Haberdoedas 02: kleinigheidje
Habberdesnak: penis (suggestie van Marianne)
Hachelen: eten ('niet te hachelen', dank Marco)
Hachie: zaakje, (mijn hachie is gekocht = ik heb het wel voor elkaar maar ook: eigen hachie redden = ik red eerst mijn eigen leven/ handel)
Hades: onderwereld
Hakketakken 01: bits doen, kibbelen
Hakketakken 02: stamelen, niet goed uit je woorden komen
Halve meijer: vijftig gulden
Halve zool: gek, niet goed wijs
Handgeld: aanbetaling, blijk van goed vertrouwen
Hanepen: bitse vrouw, viswijf
Hanggans: woord uit 2006, laatste klant in een café
Hangjas: een goed gekleedde man
Hannissen, hannessen: lummelen, uitvreten, iets niet voor elkaar krijgen
Happertje: drinkfontijn op straat en met name in parken (dank Ton)
Hartjesdag: eerste maandag na Hemelvaart (15 augustus, katholieke dag)
Hartversterkertje: borreltje (jenever)
Hasjewijne: verdwenen, kwijt
Hassebassie: borreltje (jenever)
Harses, hasses: hoofd, maar ook hersens
Heibel: onrust stoken, ruzie
Heis: klap
Heisa: toestand, ophef
Heitje: kwartje, 25 cent
Hemelen: dood gaan of net dood zijn gegaan (hij gaat hemelen)
Hengelen (letterlijk): vissen 01, met je hengeltje een vissie op het dorge proberen te krijgen
Hengelen (figuurlijk): vissen 02, 'vissen' naar complimenten
Hengst 01: potente vent, een man die de vrouwtjes kan bekoren
Hengst 02: klap, knal
Hens 01: iedereen die kan moet er zijn (alle hens aan dek)
Hens 02: brand (het huis staat in de hens)
Heremijntijd: uitroep van verbazing (net als attenoje)
Heug: vrolijkheid (tegen heug en meug)
Heuler: meeprater, slijmerd (dankVincent!)
Hijsbakkie: lift (dank Marc!)
Hittepetit: driftig persoontje (wordt van een vrouw gezegd), je moet haar met fluwelen handschoenen aanpakken
Hoerenkast: bordeel (met dank aan Wim)
Hoerensloep: grote auto, vaak zo'n ouderwetse Amerikaan (dank Mark!)
Hommeles: twist, herrie, ruzie, narigheid
Hompetent: zaak van niks (waardeloos café, hotel of restaurant)
Hond uitlaten: biertje halen
Hondje: dubbeltje, tien cent (met dank aan René)
Horekaffer: kroegeigenaar
Hotel de houten lepel: gevangenis
Hoteldebotel - helemaal van streek, stapelgek, dolverliefd (dank weer Jan!)
Hotemetoot: persoon met aanzien, bobo
Hout: niets (ik snap er geen...van, ook 'jota')
Houtje (van het...): katholiek zijn (dank Kees)
Houten bek 01: pech, ergens te laat voor komen en het daardoor missen (avondeten bijvoorbeeld)
Houten bek 02: erge dorst (op de timmerscheepswerf)
Hubekulubus (hubekelubus): schompes, leplazerus (dus van ...zoeken, maar ook je kan het...krijgen, dank Ton)
Huissiesmelker: huisbaas

=== I ===
Ibbel (iebel): tureluurs, ergens compleet gek van worden
Ietsie pietsie: een klein beetje, heel klein
IJlie 01: drukte om niets, 'maak niet zo'n ijlie'
IJlie 02: kouwe kak (dank voor de aanvulling Adrie
IJpsen 01: treuzelen
IJpsen 02: zeuren
Impost: belasting (lijkt sterk op het huidige 'impuestos' dat Spaans is voor belasting)
In de feiling (veiling) nemen: in de maling nemen, voor de gek houden
In de lorum zijn: dronken
In de smiezen houden: in de gaten houden
In de zeik genomen: voor de gek gehouden
In elkaar trimmen (ook wel tremmen): pak slaag geven
Indekkertje: je indekken voor een tegenvaller
Inkakken: futloos, de rek is eruit
Innemen 01: een broek korter maken
Innemen 02: goederen voor de verkoop innemen en later afrekenen
Innemen 03: flink drinken
Ipad: Ipod maar dan op zijn goois uitgesproken, tegenwoordig ook echt een apparaat dus achterhaald
Ipod (spreek uit: aaipot): knuffellesbiënne (dank Barrie en Baps)

=== J ===
Jaap: snee veroorzaakt door iets scherps
Jajem: jenever
Jammeren: zeuren
Jan de wandelaar: whiskey (Johnny Walker)
Jan Doedel 01: jenever
Jan Doedel 02: slappeling, sulletje
Jan Doedel 03: voor niks gedaan (dank Diana!)
Jan met de pet: de gemiddelde arbeider
Jan Klaasen: penis (met dank aan Ingrid)
Janjurk: iemand die helemaal niets kan (dank voor de tip Rina)
Janker: harmonica
Jantjes: zeelui, matrozen
Jatmous, jatmoos: eerste geld van de dag, wordt meestal op gespuugd voor de mazzel
Jatschore: gestolen spullen
Jatten 01: aanwijsstokjes (uit het Joods)
Jatten 02: stelen
Jatten 03: handen, vingers
Jatteneur: dief
Jennen 01: opnaaien, sarren
Jennen 02: pseudo koper om de handel te stimuleren
Jeremiade: overloos gezeur
Jetsers: borsten
Jid: jood
Jodenfooi: heel weinig fooi, praktisch niets (dank Willem Staats!)
Jodenlijm: spuug (dank Lianka!)
Jodenmanussie: begraafplaats
Joekel: slechte medegevangene, iemand die je niet kan vertrouwen, ook wel een 'hond' genoemd
Joetje, joedje: 10 gulden, 10 euro
Jofel: tof, goed, fijn
Joint: toilet
Jonkie: jenever
Jood 01: bril
Jood 02 (met een kleine letter 'j'): joods gelovige
Jood 03 (met een hoofdletter 'J'): Israëliet, lid van het Joodse volk
Jood 04: 'joden', geuzennaam voor harde kern aanhangers van Ajax
Jood 05: jodium
Joodse honderdduizend: het is allemaal minder en/ of kleiner dan je denkt
Jordanees - inwoner van stadsdeel de Jordaan (officieel is het Jordaner)
Jordaner - inwoner van stadsdeel de Jordaan
Jota: geen bal ergens van snappen (ook 'hout')
Jottum, jottem: tof, fantastisch
Jouker: te gek (soms ook negatief bedoeld zoals te duur of absurd 'te jouker')
Judas: verraaier
Juut: politieagent (hoewel meer gebruikt in Rotterdam)

=== K ===
Ka: schreeuwlelijk, wordt alleen gebruikt voor vrouwen (dikke tante Ka)
Kaak: klein schavot om criminelen te schande te zetten, hier komt de uitdrukking 'aan de kaak stellen' vandaan
Kaaljakker: armoedig mens (dank Ton!)
Kachel: stomdronken
Kachelen: naar huis strompelen (meestal als je 'kachel' bent)
Kaduuk: stuk
Kaffer: boer, lomperik
Kale neet: jup
Kakker: iemand die met zijn poen te koop loopt
Kakmadam: vrouw met kapsones (dank Michael!)
Kale knetter: kale kop (dank Hans)
Kalle, kalletje: opdringerig meisje, kan ook 'hoer' betekenen (bedankt Jacques)
Kamelenrug: jong borreltje (bukken en afdrinken)
Kanebraaier, kanenbraaier: opschepper (dank Ronald!)
Kanepieper: hulpje in de keuken, komt van zeelui, een koksmaatje werd kanepieper genoemd
Kanen: eten, schrokkerig eten (dank je Petra!)
Kanus, kanes, kanis: hoofd, kop, gezicht
Kapoerewiet: stuk (dank Hans)
Kapot 01: dood
Kapot 02: failliet
Kapotje: condoom
Kappen: ophouden (dank Arnout)
Kapsies 01, kapsones: het hoog in de bol hebben
Kapsies 02: poeha, ophef, drukte maken
Kapsones: hoogmoed, praatjes voor tien
Kapsoneslijer: iemand met kapsones, kapsies
Kargadoor: hulpje die voor een paar centen helpt je kar over de bruggen te krijgen
Karonje: feeks, vuile slet (dank weer Nanda!)
Kasie: het is goed zo, prima gedaan (positief)
Kasie kasie: het is goed zo, even dimmen (negatief)
Kaskenade: druk maken om niks, ophef, dik doen, er meer van maken dan het is
Kassaussies: pinda's in de dop (met dank aan Fred)
Kassiewijle, kassiewijne: dood
Kassie zes gooien: spel met dobbelstenen
Kassie zes zijn: dood (dank Herman!)
Kast: gevangenis
Kat 01: sneer, vervelende opmerking naar iemand maken
Kat 02: buit
Kat in 't bakkie: het is voor elkaar, dat is zo gedaan, een zekerheidje
Katten, afkatten: vervelende opmerkingen over iemand maken
Katvanger: vangt de straf op als een misdaad verkeerd afloopt
Keelscheet: een boer (laten, bedankt Ger)
Keg: brood
Kegel: de lucht van drank ('hij heeft een kegel')
Keilen: drinken
Keilertje: borreltje (met dank aan mijn Jordanese gabber Blauwe Hein)
Keileklapper: kroeg, bar (dank Jacues Klöters)
Keilewinkel: kroeg, bar (dank 'Zwanenburger')
Kering: uit de kosten zijn (de inkoop eruit hebben)
Kerstboom: één jaar gevangenisstraf (anderhalve kerstboom was 18 maanden zitten, dank Leo)
Ketel: dicht bij het vuur, 'wie ermee omgaat wordt ermee besmet' (hij zit dicht bij de ketel)
Kezen: geslachtsgemeenschap
Kierenkijker: gyneacoloog (dank Theo)
Kierewiet: gek, geschift, doorgedraaid
Kiet: het allereerste begin
Kift: jaloers (zij heeft de kift erin)
Kijven: scheldend ruzie maken,
Kinnesinne: afgunst, jaloers
Kip 01: politieagent
Kip 02: zwangere vrouw, maar wordt ook wel eens dubbelop gebruikt, 'die kip is zwanger', terwijl kip zelden voor een niet zwangere vrouw wordt gebruikt
Kippekont: klein kontje (ook wel kippebillen, dank je Madelon)
Kippendief: vervelende rokkenjager, lastig mannetje dus, geen charmeur maar een zeur (thanks Bianca 'Vosje')
Kippetje: leuk uitziend meisje ('lekker grietje'), maar ook iel, mager meisje
Kissebissen, klissebisse(n): bekvechten, ruziën, kibbelen
Kit: de politie
Kits: goed, gezond
Kladden: iemand bij zijn 'kladden' grijpen, iemand op- of aanpakken (dank Annemarie!)
Klamotten: troep, oude kleding
Klaploper: bietser, profiteur, gierigaard
Klapper 01: doorslag, zakelijk een hele goede slag gemaakt
Klapper 02: bergplaats of verstopplaats van boeven
Klapper 03: benaming (onder trambestuurders) voor een ongeval
Klapper 04: marktkoopman (maar deze is ietwat dubieus want ik kan hem nergens terugvinden, maar de bron was betrouwbaar)
Klapper 05: illegaal bordeel
Klare: jenever (jonge en oude klare)
Klatsen, klatsjen 01: sjoemelen met de kwaliteit
Klatsen, klatsjen 02: marchanderen, rommelen met de waarheid
Klatsen, klatsjen 03: knoeien (bedankt Maria)
Klatsen, klatsjen 04: handwerkje bij een prostituee (dank Leo!)
Klauwen 01: stelen
Klauwen 02: handen, 'laat het niet uit je klauwen vallen'
Klep houwe: hou je mond
Klerelijer: iemand iets naars heeft gedaan en die je vervolgens een ernstige ziekte toewenst (dank Peter)
Klessebes: ouwehoer, iemand die veel kletst
Kletsmeier: veel onzin uitkramen, praatjesmaker
Kleur: smoes, zelfde verhaal opdissen, de ware toedracht blijven ontkennen
Kliekie: opgewarmde prak van de vorige dag
Klien: te vertrouwen
Kloffie: kleding
Klok en hamerspel: mannelijk geslachtsorgaan
Klole: vloek (bijvoorbeeld: ik wens je een zaak met veel personeel, dank je Jacques)
Klootjesvolk: jan met de pet
Klootviool: zacht scheldwoord dat hard aankomt, net zoals pannenkoek
Kluif 01: stuk vlees met bot eraan
Kluif 02: veel werk, 'hij heeft er een hele kluif aan'
Kluif 03: hand (komt van klauw maar wordt niet veel gebruikt)
Kluif 04: buit
Kluit: algemeen woord voor een grote groep mensen, 'de kluit belazeren'
Kluiten 01: geld
Kluiten 02: onbeheersbaar geworden, boven het hoofd gegroeid
Kluiveduiker, kluiteduiker: vreemde vent (dank Madelon)
Kluns: sukkel, onhandige gast
Knaak: rijksdaalder, twee gulden vijftig
Knaapje: klerenhanger (dank Nol en Carolien)
Knakenteller: iemand die op zijn centen zit (dank Sandy)
Knar: hoofd (dank Richard)
Kneggie: een paria, iemand die teert op andermans zak
Kneiter: gek, niet goed bij zijn hoofd (dank Toine!)
Knevel: iemand die wereldvreemd is (naar Andries Knevel die zei niet te weten wie André Hazes was)
Kniesoor: muggenzifter, iemand die op alle slakken zout legt
Knijpen: angstig zijn
Knijsen: begrijpen, iets goed kunnen ('hij knijst het wel', dank Ton!)
Knijpkat: lamp zonder batterij, je 'knijpt' nom stroom op te wekken
Kniesoor: mierenneuker, iemand die op ieder detail let
Knip 01: portemonnee
Knip 02: akkoord ('het zit in de knipt')
Knoedeltje 01: afwasborstel (dank Elly)
Knoedeltje 02: dotje haar op het hoofd van een vrouw (dank Ria en Ger!)
Knoepert: heel mooi meisje
Knoert: heel mooi meisje (super lekker wijf, sorry dames)
Knolsmeris: politie te paard (dank Ria)
Knoppendoos: harmonica
Knurft: onbehouwen vent
Koefnoen: gratis (koef = kosten noen - non, loos)
Koeketer: snoeper (500 jaar geleden de bijnaam van Amsterdammers)
Koffer: bed
Kolerelijer: iemand die iets naars heeft gedaan en die je vervolgens een ernstige ziekte toewenst (dank Peter)
Kommaneuker: boekhouder
Konkelen, bekonkelen: samenzweren, smoezen, roddelen, beetje achterbaks dus
Konkelfoezen, konkelefoezen, konkelefoezelen: smoezen
Kontboer: scheet (bedankt Ger)
Konterfeitsel: afbeelding van een gezicht, portret (dank Guus!)
Konterik: vervelend persoon, iemand die ettert
Kontje: zetje geven
Koopman: handelaar, overal brood in zien
Kopstoot: pilsje met een jonge borrel ernaast
Korte drank: borreltje (vieux of jenever)
Kosjer, koosjer, kosher 01: het is goed
Kosjer, koosjer, kosher 02: rein
Koter: klein kind
Koud bloed: schoonfamilie (zelfde als 'kouwe kant', dank je Ton!)
Kouwe aap (koud apie): borreltje met ijs
Kouwe kak: duur (poenig) doen
Kouwe kant: schoonfamilie (zelfde als 'koud bloed', dank je Ton!)
Kowet: eer
Kraai: doodgraver, begrafenisondernemer (dank John!)
Kraaienknip: bus die van het Leidsebosje naar begraafplaats Zorgvlied reed, er gingen vaak lijkbezorgers met deze bus (dank Ed!)
Kraaier: verrader
Krabbelaar: zeer kleine crimineel die denkt dat hij heel wat is (zelfde als kruimelaar)
Krakeling: lekker Joods meisje
Krakertje: borrel
Krakkemikkig: gammel, in slechte staat
Krankjorum: gek, geschift, doorgedraaid
Krent 01: gierigaard
Krent 02: kont (dank je Anton!)
Krentenkakker: gierigaard, iemand die wel geld heeft maar het niet uitgeeft
Krentenweger: gierigaard, iemand die amper geld heeft en ook geen cent uitgeeft
Kriem: schande
Kroeg: café
Kroelen: beetje vrijen (zonder seks te hebben), dicht tegen elkaar kruipen
Kronkel: steekje los, niet goed bij je hoofd zijn
Kruimelaar: zeer kleine crimineel die denkt dat hij heel wat is (zelfde als krabbelaar)
Kruisenruiker, kuttenlikkertje: klein hondje (op het randje hoor, met dank aan Henk)
Krul: openbaar toilet (typisch Amsterdamse variant van een openbaar toilet)
Kruppo: fauteuil
Kuierlatten: benen
Kul: penis
Kutkammer: zeurpiet
Kuttenlikkertje, kruisenruiker: klein hondje (op het randje hoor, met dank aan Henk)
Kwasie: zogenaamd, het zal wel
Kwat: spuug, roggel (kwatten = spugen)
Kwats (kwatsj, zie ook quatsch): onzin (komt van Antwerpse zeelui)
Kwievieven: hoede (op je ...zijn, maar ook quivive)

=== L ===
Laagwater: er is niets (meer) te eten
Labbedoedas: klap
Labbekak: bangerd, sul, iemand die iets op een slappe manier tot een eind brengt
Ladderzat: compleet dronken
Laaielichter: oplichter
Lam: dronken
Lammetje: 1,50 gulden, een daalder dus (dank Stan!)
Lange Jan: de Westertoren
Lanterfanten: rondhangen, niks uitvreten
Lappen 01: verraden (erbij lappen)
Lappen 02: gezamelijk betalen (kan soms tegen je zin zijn)
Lapswans, lapzwans: nietsnut
Lauw: lam, stelt niets voor
Lawaai: herrie
Lazarus, lazerus: dronken
Lechajiem, lechajim: op het leven, op je gezondheid, proost!
Leegloper, legenist: mensen die pronken met hun laatste bezittingen maar zo goed als bankroet zijn (Vincent, bedankt)
Leentjebuur: wat 'lenen' van je buurman met de bedoeling het niet terug te geven (lenen zonder te vragen)
Leep: bijdehand, slim
Lef: moed
Lefgozer: durfal
Lellebel: ordinair type, sloerie
Lepeneut: vrouw die dom doet (niet persé dom is)
Leplazerus: krachtterm, meestal als je schrikt
Leut 01: koffie
Leut 02: lol, gein
Leuter: mannelijk geslachtsdeel
Lewaje: begrafenis
Lidverstijving: stijve lul
Lichte brigade: leden van het gilde der prostituees (dank weer Jolanda)
Lichtekooi: dame van lichte zeden, meestal een prostituee
Lijp, leip: gek
Lijpkees: gek
Lijsen: verdienen (Waterloopleins, dank Jaques)
Lijsing: opbrengst van de dag (waterloopleins, dank Jaques)
Liflaffie: opgewarmde prak van de vorige dag
Lik: gevangenis
Link: risicovol (dank Paul)
Linke taxi: lijkwagen (dank Jolanda)
Linkmiechel, linkmiegel: achter de ellenbogen, uitgekookt, gluiperd
Loenen: verraden, met de politie praten
Loenenaar 01: verrader
Loenenaar 02: iemand die foute handel verkoopt
Loerijzer: bril
Lollepot: lesbienne
Lommerd: stadsbank om spullen te belenen
Lompen: oude kleren, vodden
Loocheme: werken
Lood: kogel
Looie det: grote loden knikker (dank Ingrid!)
Looieg: zwaar
Looier: iemand die zich op maandag ziek meldt
Loop naar de pomp: rot op
Loopgraaf: de werkruimte achter de bar (dank Klaas!)
Lorejas: dagdief, een nietsnut, iemand die niet uitvreet de hele dag
Los laten: uit de gevangenis komen
Los maken: laatste artikel (ver) kopen
Loterijman: iemand die niets serieus neemt, met alles een loopje neemt, een gokker
Lozen 01: spullen dumpen, eventueel tegen een zeer laag bedrag
Lozen 02: iets weg doen, bewijsmateriaal vernietigen
Lozen 03: 'loos hem even' (als je geen zin meer in iemand hebt een smoes verzinnen om van hem af te komen)
Lou loene 01: doen alsof je van niets weet, of het je niet kan schelen
Lou loene 02: het heeft niets opgeleverd
Luchie 01: ik vertrouw het niet
Luchie 02: parfum
Luikies: ogen
Luilebol: verwenzing, beetje als pannenkoek
Luizebos 01: viezerik
Luizebos 02: vervelende vent
Luizenpoot: lucifer (met dank aan Ernesto)
Lulijzer: mobiele telefoon
Lummelen 01: rondhangen
Lummelen 02: balspelletje, een in het midden die de bal moest zien te vangen (Klaas weer hoor, die weet echt alles)
Lurven: iemand bij zijn 'lurven' grijpen, iemand op- of aanpakken (dank Annemarie!)

=== M ===
Maak af: hou op!
Maatje 01: vriend
Maatje 02: eerste haring van het seizoen
Machochel: dikke vrouw
Mafdaai: gekkie, niet kwaad bedoeld
Maffen: slapen
Mafkees: zacht scheldwoord dat hard aankomt, net als pannenkoek
Majem, majim: gracht, water, regen
Makke: gebrek, last, tegenslag
Makkie: simpel klusje, een zekerheidje
Malaise: zwak, ziek, misselijk en moe tegelijk (ook wel: symptomen van verschillende ziekten)
Maleier: erg dronken
Malen: ergens constant mee bezig zijn, niet kunnen stoppen met nadenken (piekeren)
Mallemoer 01: kapot (VOC tijd, moer die doordraait)
Mallemoer 02: rot op (loop naar je malle moer, je gekke moeder)
Maloochem 01: gek, malloot
Maloochem 02: engel (Hebreeuws)
Maltendig: weekhartig, overdreven medelijdend, snel jankend over een pijntje, snel gekwetst (Saskia bedankt!)
Mannetje: iemand die zich laat gelden, een leider (maar soms ook gekscherend bedoeld)
Manus, manussie: mannetje dat allerlei hand- en spandiensten kan verrichten, iemand die met zijn handen werkt
Manzer: bastaard (Joods) schurk (Bargoens)
Mansen (mansjen): geld ophalen (orgeldraaier)
Mataglap: knettergek (ergens mataglap van worden, dank Klaas!)
Matrozenrondje 01: moeite voor niets gedaan (dank Ron Ernens)
Matrozenrondje 02: als je vraagt of iemand iets wil drinken en er 'nee' wordt gezegd
Matschudding: ruzie (dank Sien!)
Matjo: beste vriend
Matsen: regelen, ik maak het goed met je, je krijgt het goedkoper
Matten 01: vechten
Matten 02: vlechten van rieten rugleunen
Mazzel 01, mazzeltof: geluk hebben
Mazzel 02: gedag zeggen ('de mazzel!; als iemand weg gaat)
Mazzelpik: iemand die altijd de wind mee heeft
Mazzeltof, mazzeltov, mazzeltow - gelukgewenst, gefeliciteerd, het allerbeste (dank Jan)
Medine: provincie (Mokum en de medine)
Meier: 100 gulden
Meikever: profiteur, iemand die (net als het diertje) naar buiten komt als het klimaat hem bevalt
Melik 01: maag (dank Marianne!)
Melik 02: mond (volgens Blauwe Hein uit de Jordaan wordt wel eens gezegd 'stop het maar in je melik'
Melken: uithoren maar wordt ook wel all 'sarren' gebruikt (dank je Myriam)
Melkfabriek: borsten (meestal in samenhang met 'groot')
Melogem (als een...): hard, flink aanpakken (van 'dat is een flinke klus) nieuwmarkt- tot waterloopleinbuurt)
Mee lopen: verkering mee hebben
Meieren: zeuren, zaniken
Meierpooier: dik doen met andermans geld
Meis 01: dode
Meis 02: jongensnaam
Meis 03: groep bekenden
Meis 04: vrouw (afkomstig van meisje, meissie, meissien, dank Ingrid!)
Memmen: borsten
Mengelmoes: ratjetoe, allegaartje (van alles in een pan omroeren)
Merode: ellende, armoede
Mesomme: klus
Mesjogge, mesjokke: krankzinnig, gek
Meug: zin, lust (tegen heug en meug)
Meuk: (rot-) zooi, de hele meuk = de hele zooi (bedankt weer Vincent)
Meuren: stinken
Miepen: zeuren, kleinzielig, kleinzeerig doen
Mierenneuker: letten op kleinigheden
Miesjgasser: etter, nare man
Mik 01: maag
Mik 02: het is voor elkaar, het is klaar (het is 'dikke mik')
Mikmak: rommel, mengelmoes ('de hele mikmak', negatieve klank)
Minidemuchi: veel van weinig, kortom, het is knap waardeloos (Willem, rip man)
Minkukel: sukkel, domoor
Misère: ellende
Mishpoge (misjpoge) 01 (uit het Hebreeuws): familie (dank John)
Mishpoge (misjpoge) 02: iedereen, een bepaalde groep
Mishpoge (misjpoge) 03 (Bargoens): zaak, handel
Misjmacher, mischmagger: gluiperd
Misslaan: de buit niet delen
Moeren: stuk maken, slopen
Moeselientje, musselientje: roze koek (glace, met dank aan Henk en Ton)
Moetje: trouwen omdat er een kindje op komst is
Moeven: wegwezen (uiteraard verbasterd van het Engelse woord 'moven')
Mokkel: lekker wijf (sorry dames)
Mokum 01: de eerste betekenis van mokum is niet stad, het woord komt uit het Hebreeuws, van makom (plaats, dank Jan!)
Mokum 02: stad
Mokum 03: Amsterdam of beter gezegd 'Groot Mokum' (dank Ton, hoewel ik niet zeker ben van dat 'groot')
Mokum eo (Amsterdam eo): Amsterdam en de rest van Nederland
Mollen 01: (laten) vermoorden (Joop van Riessen, ex-politie Amsterdam)
Mollen 02: verraaiers op het politiebureau, corrupte agenten (zelfde als 'platte agenten')
Molm: geld (zeer oud, bargoens, 'geld is smerig, vermolmd')
Mom: het een zeggen en het ander bedoelen ('onder het mom van' dank Tamara)
Mombakkes: vermomming, masker (aanduiding voor een onbetrouwbaar persoon)
Moos: geld
Mootje: iets is mooi
Mop 01: geld
Mop 02: zwabber om de grond mee te dweilen
Mop 03: grap
Mop 04 (ook wel moppie): meissie
Mores: gebruiken binnen een groep, beroep of vereniging ('ik zal hem eens eventjes mores leren')
Morgenster: iemand die 's morgens vroeg de vuilniszakken openmaakt op zoek naar handel (Bedankt Klaas)
Mormel: naar jong, kwast (maar wordt ook van een beest gezegd)
Mot: ruzie (mot met iemand hebben)
Motje (moetje): een gedwongen huwelijk omdat er een baby op komst is (dank Hans)
Mud: 100 gulden
Muggenzifter: kniesoor, iemand die op alle slakken zout legt
Muil: mond (komt wellicht van het Antwerpse MULLE, dank Mirdanda!)
Munten: geld
Musjogaas: leugens (dank Jaques!)
Muts 01: trutje, dommig gansje
Muts 02: vagina
Museaal: ouderwets

=== N ===
Naatje 01 (ook wel 'naatje met de pet'): waardeloos
Naatje 02: troetelnaam voor een meisje, later wordt dit 'Na', denk aan Tante Na (met dank aan Bernhard!)
Nachtapotheker: drugsdealer
Nagemaakte, nepper: iemand die zich anders voordoet dan hij in werkelijkheid is (dank je weer Vincent!)
Naggelen: eten (is een verbastering van hachelen)
Nakkes: niets
Nakketikker: scheldwoord voor een zeer gierig persoon (met dank aan Marianne)
Nassen, nasjen: eten
Nasser: pooier
Nassie: korte relatie (max. 24 uur)
Nastoot 01: achterklap, roddel (dolk in je rug)
Nastoot 02: de laatste verkoop van de dag, vaak tegen lagere prijzen
Natnek: iemand die een stevig borreltje lust
Nebbisj, nebbish: pechvogel (wederom met dank aan Jan)
Negervingers: corned beef
Neif, nijf, naaf: mes
Nekken: de kop kosten, opbreken (dank je Bart)
Nelen: praten (niet hetzelfde als 'ouwenelen' dat meer 'slap lullen' of 'roddel en achterklap' inhoudt)
Neppen: belazeren, 'appels voor citroenen verkopen'
Nepper, nagemaakte: iemand die zich anders voordoet dan hij in werkelijkheid is (met dank Vincent!)
Nering: handel, dat waarmee je je geld verdient ('de tering naar de nering zetten')
Neringziek 01: overal handel in zien
Neringziek 02: oneerlijke concurrentie
Nest 01: bed ('ga naar je nest')
Nest 02: familie (uit een goed nest komen)
Nest 03: verwend kreng (wordt alleen van een meisje gezegd, dank Hein!)
Neus: Jood
Neuzenclub: Ajax
Neut 01: borrel
Neut 02: hoofd
Neweire: zonde, jammer
Nicht: homo
Nieges, niegus: pech, ongeluk (niegesbak en niegeskaart worden bijvoorbeeld in dit verband vaak gebruikt)
Niessie, niesse: jong, leuk meisje (meervouw: niesses)
Niet: lot uit de staatsloterij waar 'niets' op is gevallen
Nippen: klein slokje van iets nemen, meestal een jonge borrel ('bukken en afdrinken')
Nokken: ophouden (met vervelend doen), niet hetzelfde als afnokken
Nop, noppes: (voor) niets
Nor: gevangenis
Nozem: vlotte jongen, rock'nroller, opgeschoten jongere
NSB'er: verraaier

=== O ===
Odeklonje: Boldoot 'eau de colgone'
Oetekwa: enge man waar kinderen heel bang voor zijn (nieuwmarkt- tot waterloopleinbuurt)
Oetsen 01: bang maken
Oetsen 02: bedriegen of op stang jagen
Olms: oud, maar ook gek
Ome Jan: lommerd, bank van lening
Onnozel: sukkelig, naïef
Ontiegelijk: enorm, gigantisch
Ontjoden: voorkomen dat je werd opgepakt door een vervalste niet-jood-verklaring bij je te dragen
Oorlam: jenever
Oostenrijker: meevaller, mazzeltje
Ootje 01: in de maling nemen (in het ootje nemen)
Ootje 02: grootmoeder
Opfokken: op de kast jagen
Opduikelen 01: bij toeval tegenkomen (opgescharreld)
Opduikelen 02: met enige moeite vinden (opsnorren)
Opkalefateren: mooi(er) maken, verbloemen wat iets werkelijk is
Oplawaai: klap geven
Opnaaien: iemand aanzetten iets te doen wat hij eigenlijk niet wil of kan
Opoe 01: oma
Opoe 02: ongesteld zijn
Oppleuren: oprotten
Opscharrelen: met enig gemak verkrijgen
Oprotten: wegwezen, ga weg!
Optiefen, optyfen: wegwezen, sodemieter op
Oud lijk: oude vrouw, maar niet zo vleiend bedoelt (dank Hans)
Opzouten 01: hou ermee op
Opzouten 02: wegwezen
Ouwehoeren: slappe verhalen ophangen
Ouwenelen: kletsen (net als beppen)
Over 't IJ kijkertje - jenevertje met een kop erop, bukken en afdrinken

=== P ===
Paaien: tevreden stemmen met loze woorden of beloftes, 'schone schijn'
Paardenstaart: kale man
Pages, pagus: als de dood ergens voor zijn
Palen: geslachtsgemeenschap (dank Yvonne)
Paleissijs: duif op de Dam
Pallieter: vrouwenversierder (dank Willem Jan)
Pan: gezicht (dat is ook geen pan, houd je pan)
Panisch: grote angst, schrik
Pannenkoek: zacht scheldwoord dat hard aankomt, net als klootviool
Pardoes: plotseling
Patakip: duif (dankje Remko!)
Paternoster: handboei
Patjakker, padjakker 01: schurk, iemand die niet te vertrouwen is
Patjakker, padjakker 02: padvinder (dank Peter!)
Patjepeeër: poenerig type, patser (heeft meestal minder dan hij doet voorkomen)
Pats: (goede) deal
Patser: poenerig type, dik doen (kan iemand zijn die wel heeft wat hij zegt dat hij heeft)
Paviljoen 3: gekkenhuis (voormalige vleugel van het Wilhelmina Gasthuis voor mensen met een psychische stoornis)
Patsersbak: dikke auto, pooierbak
Pé: de pest, de pé in hebben, sjagrijnig zijn
Peer: vent (een toffe peer is een geweldige vent)
Peeskamer: 'werkkamer' van een dame van lichte zeden
Peeton plees: pekelvlees (dank Bart, deze is totaal nieuw voor mij)
Pegels: geld
Peigeren 01: doodgaan, creperen
Peigeren 02: werken (afgepeigerd)
Penarie: narigheid, in de zorgen zitten, benarde toestand
Penis agrarisch, penis agriër: boerelul (uiteraard zonder 'n', dank Gerry)
Penis jujubes: droplul, zeikerd (bedankt Ton, wat mij betreft kon ie wel hoor!)
Pennen - seks hebben
Penose, penoze 01: onderwereld (bargoens)
Penose, penoze 02: onderhoud (Jiddisch)
Penosepaspoort: pak geld
Peren: wegwezen, weggaan
Pet: verzamelnaam voor corrupte politiemensen
Pets: klap ('mot je een pets voor je kanis?')
Petoet: gevangenis
Peut 01: klap voor je kop
Peut 02: terpentine (afbijtmiddel voor verf)
Pezen 01: hard werken
Pezen 02: prostitueren, de hoer spelen (peeskamertje)
Piechem (zie ook piegem): rare kwast, vreemde snuiter, mafkees (dank Deniz uit Haarlem)
Pief: gozer, man (maar ietwat denigrerend bedoeld 'rare pief' in feite dubbelop)
Piegem (zie ook piechem): klein mannetje, onderkruipsel
Piek: een gulden
Piekeniek: afgeleid van het Franse Pique Nique (Picnic), het betekent een kleine of vriendelijke maaltijd
Piepelen: iemand afknijpen, vernederen, misbruiken
Piepeltje: sukkel
Pieper 01: verrader
Pieper 02: zeikerd, zeur
Pieremegoggel (pieremachochel) 01: een half gezonken of vergaan bootje
Pieremegoggel (pieremachochel) 02: mannelijk geslachtsdeel (is dat zo Marianne?)
Pieremegoggel (pieremachochel) 03: lompe, logge vrouw (aldus Jan)
Pierement: straatorgel, draaiorgel
Pierewaaien: pret maken, fuiven, uitgaan, 'aan de zwier'
Pieren: draaien
Pietebak: bed [met vermeende luizen: pieten, pietjes], gaan slapen: de pietebak ingaan (BH bedankt!)
Pieterman: penis
Pietermannen: geld (eigenlijk uit de guldens tijd, veel dank weer aan Lianka)
Pijtje: jas, pak (kostuum)
Pik 01: vriend, gabber
Pik 02: hij heeft het op mij voorzien, hij moet me niet (komt van pikke = duivel)
Pikkemoos: vriend (dank je Dennis)
Pikketanesie: jenever
Pikkie (ook pikkie noga): onervaren zijn 'hij is nog zo'n pikkie'
Pimpelen: borrelen
Pinantie: strafschop (verbastering van, uiteraard, penalty, dank Ton)
Pineut, pieneut: pechvogel, 'hij is de klos' = 'hij is de pineut' = 'hij is de sigaar'
Ping (ping ping): geld
Pingelen: iets van de prijs af proberen te halen (zie ook afpingelen, afdingen)
Pinkelhoutje: vlinderdasje (dank Nol en Carolien)
Pisbak: toilet, urinoir (met dank wederom aan Aron)
Pisnicht: vieze homo maar meer gebruikt als scheldwoord, net als 'stoephoer'
Pisvinger: scheldwoord (lul dus, dank aan Tiel, Papeneiland)
Pitten: slapen
Plaatje: mooi meisje
Plakplaatje: tatoeage
Planken: flink gas geven
Plak: vroeger had je muntstukken van 2,5 cent, die werden 'plak' genoemd (dank Jan! Jan is 87!)
Plat: corrupt ('platte agenten' bijvoorbeeld)
Platte pet: geuniformeerde politie (niet te verwarren met platte agenten)
Platvink 01: portemonnee
Platvink 02: zakflesje
Platzak: geen geld op zak hebben, blut, hoeft dus niet persé failliet te zijn
Plebs: armoedzaaiers, lager volk
Plee: toilet
Pleebekken: net doen of je echt zingt (elders noemen ze dit playbacken, dat is een verbastering, dat snap je)
Pleite 01: weg
Pleite 02: overleden
Pleite 03: failliet
Pleiterik: maken dat je wegkomt, 'de pleiterik maken'
Plempen: gooien (vaak in combinatie met water, 'plemp het maar in de majem')
Plenzen, plensen: extra benadrukken dat de regen heftig was 'het plesde van de regen'
Pleur: koffie
Pleur op: rot op
Pleuren: smijten, gooien
Ploeteren: hard werken
Plomp: gracht
Pochen: opscheppen
Poedelen: badderen, kan in een bad thuis of in een zwembad zijn
Poeha: ophef, drukte
Poen: geld
Poeplap: knip, portemonnee
Poespas: veel drukte om niets, een hoop gedoe (eigenlijk: stampot met rijst)
Poet: opbrengst van een criminele deal (diefstal, oplichting)
Poffertjesporum: uitgestreken smoelwerk (gebruikt tegen iemand die doet alsof hij van niets weet)
Pokkel: buik (dank weer Marianne!)
Pompen 01: slaan
Pompen 02: geslachtsgemeenschap
Ponem, porem of porum (import verbastering): smoel, gezicht
Pooier: souteneur 'beschermheer' van een prostituee
Pooierbak: dikke auto, patsersbak
Poos: tijd ('een hele poos')
Pop: geld ('honderd pop', dank Jan)
Poppen: dood schieten:
Poppesnor: overijverige politieman (ooit bijnaam Henk Blon, een agent die later NSB'er werd)
Porder: iemand die je wekt, vroeger ging de porder langs de deuren van de huizen
Porem, ponem of porum (import verbastering): smoel, gezicht
Porren: wakker schudden (vroeger iemand die langs de deuren ging om mensen te wekken)
Pot 01: lesbiënne
Pot 02: politie
Poven: slapen
Praatsijs: papegaai (dank Marjolein)
Prak, prakkie: warm eten
Prakiseren (veel spellingen): (na-) denken
Prammen: borsten
Prent 01: bekeuring, nog vaak gebruikt
Prent 02: bankbiljet, nauwelijks nog gebruikt
Preudereut: doos, vagina
Prinsemarij: de politie
Provinciaal: iedereen die niet uit Amsterdam komt
Pruim: vrouwelijk geslachtsdeel
Pruimen: iemand kunnen hebben, mogen
Pulsen: een huis leeghalen (komt van de firma Puls die in de oorlog voor de Duitsers huizen van Joden leeghaalde)

=== Q ===
Quivive, qui vive: hoede (op je ... zijn, maar ook kwievieven)
Quasi: zogenaamd, het zal wel
Quatsch (zie ook kwats): onzin, kletspraat

=== R ===
Raaien: raden (dank Aron)
Raap: gezicht ('recht voor zijn raap')
Raasdonders 01: kapucijners
Raasdonders 02: de scheten na raasdonders 01
Raaskallen, raaskalken (zeiden wij vroeger maar schijnt niet juist te zijn): zwetsen, onzinnig praten
Rachmones - medelijden
Radbraken: martelmethode, maar in overdrachtelijke zin is het: ik voel me lamlendig (vaak na een kater)
Rambam: wordt gebruikt in combinatie met een flinke inspanning, 'ik fiets me het rambam' (zelfde als schompus)
Rampetampen, rampestampen: geslachtsgemeenschap
Ramsj: ongeregeld goed, rommel, bijvoorbeeld De Slegte verkoopt ramsj (enorm bedankt voor deze Jan!)
Rapalje: gajes, gemeen volk, gepeupel
Ratjetoe: komt van het Franse Ratatouille (Franse armen die in de Jordaan gingen wonen)
Ratsmodee: duivel, bliksem (naar de verdommenis gaan)
Raudouwer: doordrammer
Rausjen: ergens snel doorheen gaan (als met onvoorzichtig bedoeld)
Reetketelsteen: ander woord voor aambeien hebben (dank je Madelon)
Reetkever: homo
Recht op en neer: jonge borrel (dank Nel)
Reuring 01: opschudding, gedoe (negatieve klank)
Reuring 02: bedrijvigheid, leven in de brouwerij (positieve klank)
Ribbemaus: sterke kerel
Riedel: verhaal, deuntje
Rififi: gedonder (Bargoens, kijk ook HIER)
Riks: twee gulden vijftig (rijksdaalder)
Ritselaar: iemand die van alles voor elkaar kan krijgen
Ritselen: regelen, scharrelen
Rochel: spuug
Roering: ophef, publiciteit, opvallen
Roerom: drukte, stampij, poespas
Roes 01: slaperig gevoel (na een joint of een avondje stappen)
Roes 02: in staat van euforie verkeren (na iets geweldigs als een overwinning of de loterij winnen)
Roien: kijken hoe het gaat, verglijkbaar met volgende woord maar toch niet helemaal hetzelfde vandaar deze dubbele vermelding
Rommelen: de echte staat van iets proberen te verdoezelen (kan ook in een relatie voorkomen)
Rooie rakker 01: bessenjenever (dank weer Joke van voormalig café de kleine Karseboom aan de NIeuwendijk)
Rooie rakker 02: communist (net na de Tweede Wereldoorlog werd dit veel gebruikt voor leden van de CPN)
Rooien: voor elkaar krijgen (het zelf zien te rooien = zelf proberen de eindjes aan elkaar te knopen)
Roodkopere: in orde - hij is voor z'n roodkopere (met dank weer aan Barrie!)
Roordeur: ondertrouw (deur in de Oude Kerk met een waarschwuing erboven dat je je goed moet bedenken voor je trouwt)
Rouwdouwer (rauwdouwer): drammer, met grof geweld iets willen bereiken, ruw persoon
Ros 01: klap
Ros 02: paard
Ros 03: fiets (stalen ros)
Rosse buurt: de walletjes (zie aldaar)
Rooie, rooitje: 1.000 gulden
Rossen: slaan
Rotten: scheten laten (Lianka! Dank je)
Rotzooien 01: met een jongen of meisje scharrelen
Rotzooien 02: rommelen met de waarheid, de echte staat van iets proberen te verdoezelen
Rousen: stelen, wegnemen
Rug (ook rooie rug): 1.000 gulden
Rus: politie in burger

=== S ===
Saffie: sigaretje
Sakkerloot: uitroep van verbazing (herkomst onduidelijk)
Sam sam: samen afrekenen, eerlijk delen
Santemekraam: alles bij elkaar (de hele santemekraam is dus dubbelop)
Sappel: druk (maak je niet te sappel)
Sappelen: hard werken voor een paar centen
Sapperloot: uitroep van verbazing (herkomst onduidelijk)
Sara, sarah: vrouw die 50 wordt
Sarren: opnaaien, pesten
Schaften 01: eten
Schaften 02: niets meet te schaften: niet mee te maken
Scharensliep: iemand die langs de deuren gaat om scharen en messen te slijpen
Scharminkel: mager dier of mens, vel over been
Scharrebier: matig biertje
Scharregat: klein kontje (meestal bij wat dikkere mensen die geen dikke kont hebben, dank je Madelon)
Scharrel: korte, losse relatie
Scharrelaar: rommelaar
Scharrelen 01: beetje rotzooien met een leuke jongen of meisje
Scharrelen 02: bij elkaar harken (ritselen)
Scheet en drie knikkers: koopje, bijna voor niets
Scheur 01: mond
Scheur 02: vrouwelijk geslachtsdeel
Schijntje: bijna niets
Schijthuis 01: bangerd
Schijthuis 02: toilet
Schijthuis 03: vieze temeijer
Schijtleier: bangerd
Schijtlijster 01: duif (met dank aan Tom Wolff)
Schijtlijster 02: bangerd
Schijtluis: bangerd
Schlemiel, sjlemiel: arme sukkel (vaak van tijdelijke aard)
Schluss, sloes: het is wel goed zo, basta, ophouden
Schmuck 01: juwelen, sieraden (niet al te duur spul)
Schmuck 02: aankleding, versierselen
Schmuck 03 (ook: sjmuk): onzin, roddels (nieuws voor sommigen)
Schnabbel, snabbel: klusje, snelle verdienste
Schoelje: schurk, gemene kerel (met dank aan René)
Schoffen: wegwezen
Schompes, schompus: flinke inspanning zoals keihard werken maar ook 'het schompus zweten' (net als rambam)
Schooier: sjoemelaar, scharrelaar maar ook 'iemand die het niet zo nauw neemt' (met dank aan Bettine)
Schore: handel, goederen (dank Marco)
Schorem: straattuig (wat ouder)
Schorremorrie: straatschoffies (wat jonger)
Schrabekkie: mormel, kwast
Schriep: gierigaard (dank je Marina!)
Schut: gevangenis (voor schut zitten, komt van schot, je zit ergens achter waar je niet uit kan)
Schwung (zelfde als zwang): iets wordt bekend, het krijgt aandacht, populariteit
Seisjeslijmer, sijsjeslijmer, sijsieslijmer: meeprater, saai figuur zonder ruggengraat
Sekreet of secreet: KLIK HIER
Serijbel: ongeluk, misère
Shuttelen: badminton
Sijbelen: zeuren ('wat een gesijbel')
Sijssie: vogel
Sikkel: typering, zachter dan sukkel maar nagenoeg dezelfde lading (Waterloopleins)
Sikkeneuren: bij de pakken neerzitten, sjachereinig
Sikker, sjikker: dronkaard of dronken
Sip: triest
Sippen 01: triest doen, bij de pakken neerzitten
Sippen 02: zelfde als nippen, eigenlijk een verbastering daarvan
Sjacheraar: beunhaas, rommelaar, handelaar in rommel
Sjanker: scheldwoord, vaak plaatsvervangend gebruikt voor kanker maar daar niet van afgeleid (BH bedankt voor de aanvulling)
Sjasjeetjes: kleffe gebakjes
Sjink: chinees
Sjikker: dronken
Sjikse - meisje van niet-joodse afkomst
Sjoege 01: kennis van iets hebben, 'hij heeft er weet van'
Sjoege 02: leven (hij geeft geen sjoege, kortom 'hij is dood')
Sjoege 03: reactie (geen sjoege geven = hij doet alsof zijn neus bloed)
Sjoemelen: beduvelen, misleiden
Sjofel: armoedig
Sjnorres: bedelaars
Sjouwerman: paria
Slapjanus: iemand zonder ruggengraat (met dank aan Henk)
Slappe was: goed bij geld zitten
Slemp: koffie
Sliegeraar: verrader
Slijmerd: hielenlikker, meeprater
Slinger: lift (iemand een lift geven, iemand een slinger geven, en dank je weer Alice)
Slingeren: iemand iets geven wat hij eigenlijk niet wil hebben
Sloeber: arme sukkel (van wat minder tijdelijke aard dan schlemiel)
Sloes, schluss: het is wel goed zo, basta, ophouden
Slokkie: borreltje
Slons: sjofel gekleed meisje (vroeger een kaars met papier er omheen als simpele lamp)
Sluiken (sluyken): belasting ontduiken
Smeichelen: sjoemelen, een beetje smokkelen (dank Maarten!)
Smeren: snel weggaan
Smeris: politieagent, eigenlijk bewaker (Joods)
Smiecht: gluiperd, achterbaks figuur (dank Miranda!)
Smiespelen: smoezen
Smiezen: ogen (in de smiezen hebben: in de gaten hebben/ houden)
Smoel 01: aangezicht, 'Amsterdam heeft smoel' (positieve lading).
Smoel 02 (smoelwerk): hoofd (negatieve bijklank)
Smoelensmid: tandarts
Smoeltje: lekker bekkie
Smoes: verzinsel, leugentje, roddel
Smoezen: roddelen
Smous 01: scheldnaam tegen Joden
Smous 02: dief
Smurfen (-politie): stadstoezicht
Snaaien 01: snoepen
Snaaien 02: stelen
Snappel01: sinaasappel
Snappel02: klant van een hoer die uitgeperst (flink laten betalen) kan worden (komt van sinaasappel)
Snappen 01: begrijpen
Snappen 02: ontdekken, betrappen
Sneetje: meisje (dank weer Joke, ook deze kende ik niet)
Snelbinder: autogordel (dank Alice!)
Snezen: stelen (gelezen op MOKUMTV)
Sniebel: gek, getikt
Snikkel: mannelijk geslachtsdeel, snikkel werd ook vaak gebruikt als scheldwoord
Snor: politieagent
Snorren 01: betrappen
Snorren 02: illegale handeltjes
Snorder: taxi zonder vergunning
Snorren: heimelijk (stiekem) iets doen wat eigenlijk niet mag, zo onopvallend mogelijk (vandaar 'snor')
Snotkoker: neus (dank Michiel!)
Snuifen: door hebben
Sodemieter 01: oprotten (sodemieter op)
Sodemieter 02: pak slaag (pak op je sodemieter)
Soebatten: slijmen, kleverig vragen maar ook vleien (wordt onterecht gebruikt in plaats van ruziën)
Soeteneur: pooier, 'beschermheer' van een prostituee
Softie: iemand die over zich laat lopen
Sores: problemen
Spat: greintje, heel klein beetje
Spatsie: ijswafel
Spatsies: drukte maken, ophef veroorzaken maar ook: kapsies, zie aldaar
Sou: 1 cent
Speeldoos: brandkast
Spekkie: makkie, echt iets voor hem ('spekkie naar zijn bekkie')
Spekkoper: mazzelaar, goede zaken doen, een doorslag hebben
Spie: 1 cent
Spinsen: loeren, je kans afwachten en dan toeslaan (zelfde als asen)
Splinter: drol, 'even een splinter uit mijn reet halen'
Splitsen: toestoppen, meestal tegen iemands' wil in ('in de maag gesplitst')
Sproedelen: plassen
Spuit 11: iemand die onterecht denkt dat hij alles beter weet
Spurt: sprintje trekken maar ook 'de spurt maken': zorgen dat je snel wegkomt
Staatspooier: ambtenaar
Stadsgenoot: lelijkerd
Stadsnomade: iemand die vaak verhuist maar wel altijd binnen de stadsgrenzen
Stampij: drukte, bombarie
Standje: vermaning, terechtwijzing
Stangen: opnaaien, vervelend doen, iemand op de kast jagen
Stapelmesjogge: knettergek
Starnakel: stomdronken
Stash: voorraad (vaak in verband met hash, de voorraad die een coffeeshop heeft)
Stekkie: plekje waar je graag bent
Stennes (stennis): rotzooi schoppen
Sterfopstraatworst: cervelaatworst
Stickie, stikkie: joint (dank Stef!)
Stiefelen: lopen
Stiefels: laarzen
Stiekem, stiekum 01: geniepig, dingen achterhouden
Stiekem, stiekum 02: stil, zwijgzaam (hebreeuws)
Stieken: toestoppen (dieventaal)
Stik de moord: sterf
Stille: agent in burger
Stillertje: kleine snack, kan van alles zijn als het de honger maar een beetje 'stilt' (dank Ger)
Stinkerd 01: iemand die een beetje gluiperig doet
Stinkerd 02: iemand die in een kerk begraven is (vroeger vaak de rijken vandaar: 'rijke stinkerd')
Stoeprandje, stoepen: balspel, je moest proberen de stoep aan de overkant zo te raken dat de bal terugkwam, dan had je een punt (Klaas! Bedankt)
Stoephoer: straatprostituee maar meer gebruikt als erg scheldwoord, net als 'pisnicht'
Stoepier: iemand die voor de deur van zijn winkel klanten naar binnen probeert te praten
Stoethaspelen: klunzen maar ook wel bakkeleien, ruzie maken
Stoot 01: lekkere meid
Stoot 02: klus (bargoens)
Straatmadelief: vrouw van lichte zeden die haar geld op straat verdient
Strandkip: meeuw (met dank aan Bob!)
Stratenmakertje: brood overdwars doorgesneden en belegt
Streeptrekker: bedrieger
Strijkplank: vrouw zonder borsten
Struinen: slenteren, op zoek naar iets (op de markt bijvoorbeeld), zelfde als afstruinen
Stuipen: angstig (de stuipen op het lijf jagen)
Sujet: individu, persoon (vaak met een negatieve klank)

=== T ===
Taaie 01: borreltje
Taaie 02: oma
Taart 01: onbehouwen vrouw
Taart 02: achterwerk van een vrouw
Taas: dikke kont
Tabak: genoeg
Tabé: vaarwel
Taddebak: viezerik (kan voor een man of een vrouw gelden)
Taddik: vieze vrouw (wordt voor mannen niet gebruikt)
Tafelschuimer: bietser, 'aanschuiver'
Takke: waardeloos
Takkewijf, takkenwijf: heel vervelende vrouw, slecht persoon, 'takke' legt extra nadruk op het toch al negatieve 'wijf'
Takken: vingers
Taks: limiet, grens ('je hebt je taks bereikt')
Tanken: veel drinken
Tasseknipper, tassenknipper 01: oplichter, wordt vaak van politici gezegd, verrijken over de rug van anderen
Tasseknipper, tassenknipper 02: linkmiechel, gierigaard, uitgekookt (vandaar de link met politici waarschijnlijk)
Tasseknipper, tassenknipper 03: dief (dank! Misha Nauman Twitter: @polNieuwmarkt)
Teef 01: scheldwoord voor een vrouw, komt vrij hard aan
Teef 02: gebak, zie wentelteef
Temeie, temeier: prostituee
Tengels: vingers
Tetteren 01: kwekken, schreeuwen, hard praten
Tetteren 02: flink drinken, zuipen
Teut: dronken
Tibbes: tieten in ontwikkeling
Tic: jenever (colaatje tic)
Tierelier 01: soepel
Tierelier 02: slap ('dronken als een tierelier', doelend op hoe iemand heen en weer zwabbert)
Tiet: slappeling, laffe kerel ('slappe tiet' overtreffende trap van tiet)
Tijger: vriend, gabber (dank Sterf!)
Tillen: oplichten, belazeren
Tinnef: troep, slechte handel
Tippelen 01: straatprostitutie
Tippelen 02: ergens onbewust in terechtkomen, in de maling genomen ('hij is erin getippeld', dank Jaques!)
Tof: gaaf, geweldig (een toffe peer is een geweldige vent)
Tofelemonen: katholieken (uit het Jiddisch, het staat daar eigenlijk voor 'andersgelovigen' of 'tweederangs')
Togus: achterwerk
Toog: bar in een café
Torpedo: drol
Totebel 01: vierkant visnet
Totebel 02: ordinaire vrouw, slonzig type
Trammelant: herrie, rotzooi trappen
Trammelanti di conti: aambeien (Ton! Bedankt gabber)
Trammelanti di conti: stront aan de knikker, trammelant (dank Ton, je bent een kei!)
Treiter: smoel
Treive 01: onrein, niet kosjer
Treive 02: fout in de oorlog (dank Jacques)
Treive 03: foute boel, slecht
Trekken: iemand mogen (ik trek hem niet)
Trekzak: accordeon (is feitelijk onjuist, een trekzak is een instrument dat lijkt op een accordeon)
Trien: onbehouwen meid, boers type
Troel: scharrel (zit een ietwat negatieve klank aan)
Tronie: gezicht (meestal met een negatieve klank 'boeventronie')
Trut 01: vrouwelijk geslachtsdeel
Trut 02: domme vrouw
Truttenschudder: Daf (Dank weer Wim!)
Tuig: schorem, straatschoffies, maar dan net een slag erger (tuig van de richel)
Tureluurs: je wordt er gek van
Turftrekker: dief
Tuut: politie (hoewel meer gebruikt in Utrecht)
Typegeit: typiste (dank Henk!)

=== U ===
Uienkruier: harde werker, iemand die alles aanpakt en dat ook goed doet
Uil: beetje dommige jongen, eerder miskend (vroeger een weesjongen)
Uilekiek: een rare snuiter, iemand die zich wat vreemd gedraagt (bedankt voor de tip Ton!)
Uilepis: plat biertje
Uilezeik: plat, slecht biertje
Uitdossen: netjes aankleden
Uitduien: uitleggen
Uitgenast, uitgenascht: uitgekookt
Uitkramen: onzin vertellen (onzin uitkramen is in feite dus dubbelop)
Uitpersen: flink laten betalen (zie ook 'snappel')
Uitpieren: zo goed mogelijk verkopen, ergens een slaatje uitslaan
Uitvreter: op andermans zak teren, gierigaard
Uitzuiger: extreem profiteren van anderen
Uppie: eentje
Urinwaars: waar kun je urineren? (komt uiteraard van het Franse woord: urinoirs)
Utrechter, utrechtenaar (eerste meer dan tweede): homo (1731, de Utrechtse homoseksuelenaffaire)

=== V ===
Vaartje: smoes
Vadermoordenaar: hoge boord met punten (dank Ton en Cor)
Valderappes (komt ook voor als valderappus, falderappus en falderappes): schorremorrie, gepeupel
Varkensstaart: tassenhaak die wordt ingezet om tasjesroof in Amsterdam tegen te gaan
Veiling, feiling: voor de gek houden, vervangend woord voor 'maling'
Verdoezelen: iets achterhouden
Verdonkeremanen: verduisteren, 'achterover drukken'
Vergaarbak: een grote bak ellende, rotzooitje
Verhapstukken (verhakstukken): verwerken, regelen, bedisselen
Verloenen: verraden
Vernagelen, vernachelen 01: stuk maken, letterlijk en figuurlijk gebuikt
Vernagelen, vernachelen 02: nedriegen, beetnemen
Verpatsen: verkopen, vaak zit er een luchtje aan
Verschut 01: te schande gezet, afgezeken worden (komt van voor schut)
Verschut 02: betrapt op een misdrijf (komt van verschutten)
Verschut 03: in de gevangenis zitten (maar komt eigenlijk van 'voor schut zitten')
Verschutten: arresteren
Verschutting: genante vertoning, schaamtevolle ontmaskering
Versjteren, verstieren: verzieken
Versliegeraar, versliecheraar: verrader (woordje ingezonden door Ria en Ger)
Versnezen, versnesen: gestolen goederen verkopen
Viezelevozelen, viezelevoezelen: knuffelen, vrijen (wederom met dank aan Sam!)
Vink: portemonnee
Vinkentering: ernstige ziekte toewensen
Viswijf: vrouw die veel en/ of hard praat (of beiden)
Vleermuis: geheel gesluierde moslima
Vleespet: kale kop (dank Steve!)
Vlerken: handen
Vliegende ratten: duiven (op de Dam)
Vlo: lekker grietje (vlo in m'n bed)
Vloeibaar goud: whiskey (dank Paul)
Vlooientheater: persoon die stinkt omdat hij zich slecht wast of smerige kleding draagt
Vodden 01: oude kleding, tweedehands kleding
Vodden 02: iemand bij zijn 'vodden' grijpen, iemand op- of aanpakken (dank Annemarie!)
Voeren: tot het uiterste drijven, extreem dollen
Voor de kat z'n kut: iets voor niets hebben gedaan
Vozen: met een meisje/ jongen vrijen (zonder echt sex te hebben)
Vreetmuur: automatiek
Vreetschuur: restaurant (wat minder fleiend bedoelt)
Vreten: eten
Vretensbak: mond (met dank aan ome Willem uit de Jordaan, 1972, zie ook de videopagina)
Vrijer: vriendje, 'ze heeft een vrijer'

=== W ===
Waffel: mond
Walletjes: hoerenbuurt rondom de Oude Kerk
Wammes 01: kleding of schoenen
Wammes 02: gezicht (klap op zijn wammes)
Wappers: sterke windvlagen
Waterhappertje: drinkfontijn
Waterverf: niets waard, mindere kwaliteit dan voorgesteld werd
Watje: iemand die over zich laat lopen
Waus: gek, gebruikt als aanwijzing ('te waus', 'dat mens is waus')
Wauwelen: vervelend praten (lijkt op bazelen maar dat is meer 'verward' praten)
Wauzers: te gek, kreet gebruikt als uitdrukking van verbazing
Wees: stille agent
Wegtrekker 01: schrikken, 'wit om de neus worden' (dank Joke!)
Wegtrekker 02: dood gaan
Wentelen: draaien
Wentelteefje 01: leuk uitziend meisje
Wentelteefje 02: lekker hapje (lees meer)
Wieberen: wegwezen, oprotten (komt van Wejiwrech)
Wiggie: jong meisje, ietwat onnozel, naïef (zelfde als blommetje)
Wijffie: vrouw
Wissewasjes, wissewassies: iets onbenuligs
Witz: Joodse grap
Woekeren: op zijn beloop laten om er zelf beter van te worden (Jelle Kuiper, ex-politie Amsterdam)
Wout: politieman (hoewel toch echt meer gebruikt in Den Haag)

=== X ===
Xantippe: heks (verbloemende term voor iemand die je veracht)
Xero: niets

=== Y ===
Yoghurt drinken: hij drinkt geen bier en hij drinkt geen jenever

=== Z ===
Zak 01: vervelende vent, nare man, 'wat een zak van een vent'
Zak 02: ontslag, 'hij heeft de zak gehad'
Zak 03: bed, 'ze heeft hem in de zak gekregen'
Zakdoekje: pistool (dank Wim!)
Zalven: makkelijk maken, iemand inpakken
Zalfie: makkie, eenvoudig klusje
Zaniken: zeuren, doordrammen
Zat: dronken
Zeentjes: harde stukjes in rundvlees
Zeikfluit: zeurende man
Zeikwijf: zeurende vrouw
Zelfkant: boven de wet staan (denkt men dan)
Zeurgestie: suggestie, voorstel, waarbij je zelf al aangeeft dat het eigenlijk om te zeuren (zeiken) is
Zeperd: pech, verlies
Ziekenoppasser: iemand die goed voor anderen is
Zieltjeshuis: bejaardentehuis
Zijkstraal: krachtterm, iemand echt niet pruimen
Zinksleuf: gat onder de grond waarin een buis of tunnel voor de Noord/Zuidlijn wordt afgezonken, het uitgraven gebeurt onder water
Zomerplaag: vervelende vent, naar persoon
Zonne-aaier: iemand die de gehele dag niets doet
Zootje (zooitje, komt van rotzooi): bende (dank Hans)
Zopie (sopie): borreltje (komt van koek en sopie)
Zuigen: etteren
Zuigert: achterwerk
Zuipschuit: iemand die erg veel drinkt
Zure bom: augurk (dank Fien!)
Zuur: gesnapt, ontmaskerd
Zwang (zelfde als schwung): iets wordt bekend, het krijgt aandacht, populariteit
Zwartgallig: somber, negatief
Zwiepen: gooien
Zwijnen: geluk hebben
Zwijntjesjager: fietsendief (met dank aan Marjolijn)
Zwik: massa, veel (een hele zwik, lekker dubbelop dus)

Geheimtaal Amsterdamse haven
Ger deed onderzoek en kwam tot een zeer interessante lijst KLIK HIER.

Tramtaal
Aapjeslijn: lijn 15 reed naar Artis
Bokkie: hard remmen om de passagiers door te laten lopen
Gleuvenglijder: trambestuurder
Inrukken: naar de remise terugkeren
Jodenlijntje: lijn 8 reed tijdens de oorlog naar Zuid waar rijke Joden woonden, maar er werden ook Joden mee vervoerd die op transport moesten, vandaar dat lijn 8 sinds het eind van de oorlog ook nooit meer gereden heeft (aanvulling van Blauwe Hein, dank BH!)
Klapper: benaming onder trambestuurders voor een ongeval
Pitwagen: laatste wagen van de dag die de volledige rit naar het andere eindpunt maakt
Potwagen hiermee werd personeel opgehaald en weggebracht
Retenkrabber: bijnaam voor de railreinigers die met een haak het vuil uit de rails krabden
Vlooienwagen: bijnaam voor de wagens 13 en 14 die stoffen bekleding op de banken hadden
Potwagen: de eerste tram die van de remise naar het startpunt reed

De gemeente Amsterdam heeft in 2010 het voortouw genomen door ouders met peuters een placemat te geven waarop Nederlandse woordjes staan. Je kunt niet jong genoeg beginnen met het leren van de Nederlandse taal, zo is de gedachte.

Een peuterwoordenlijst kun je downloaden: HIER

En alsof de geheimtaal in de haven nog niet genoeg is, de effectenhandel kan er ook wat van
Effectenhandelaren moeten snel kunnen reageren en communiceren maar soms lijkt het er toch wel erg sterk op dat de mannen van de beursvloer iets te verbergen hebben.
BEURSTAAL

Geheimtaal Amsterdamse haven
Ger deed onderzoek en kwam tot een zeer interessante lijst KLIK HIER.

Uitspraken die met HOUT te maken hebben.

Lees meer over hoe taal tot stand komt en wat het verschil is tussen tongval en dialect.
TAALVARIANTEN
DIALECTEN BINNEN AMSTERDAM


BLAADJES OVERZICHT + DISCLAIMER

Joodse spelling

Als je Hebreeuwse of Jiddische woorden wilde gebruiken dan maakte het voor de uitspraak niet uit welke letters je gebruikte, dat spreekt voor zich, het verschil tussen de ene en de andere krant, schrijver of uitgever bleek uit hoe je het woord opschreef.

Maar het gebruiken van niet authentiek Nederlandse woorden was oom popualir onder niet-Joodse schrijvers, die hadden al helemaal geen idee wat de schrijfwijze was want die kenden de meeste woorden alleen van 'horen'.

>>> Lees meer over de spelling van Joodse woorden...

in 't Huisie Bijzonder Wat te zien/ doen? Muziek Geschiedenis Evenementen Crimininaliteit Rondom de stad
JOPIE LOOS 9 straatjes ArenA Accordeon Aardappeloproer Canal Parade Baantjer Amstel
INGEZONDEN 10e straatje Bioscopen André Hazes Aletta Jacobs Grachtenrace Bargoens Bakkum
LINKS Ajax Brouwerijen Artiesten Anne Frank Hartjesdagen Bomaanslag Bloemenveiling
NIEUWSBRIEF Amsterdammertjes Buurten Beste zanger Bredero Jordaanfestival Bram Moszkowicz Fietsen
WEBRING Begijnhof Condomerie Danny de Munk Bijlmermeer Koninginnedag Kees Houtman Kaasmarkt
Bruggen Entertainment Draaiorgels Diamanten Koopzondag Dino Soerel Markermeer
Mokums Carré Gevels Dries Roelvink Domela Nieuwenhuis Marathon Driehoek Muiderslot
AT5 Centraal Station Gevelstenen Drukwerk Henri Polak Sail Gerard Spong Pampus
Bekenden Coffeeshops Gokje wagen Henk Poort Hippies Sinterklaas Haring Arie Stadsstranden
Burgemeester Daklozenkrant Hofjes Henk van Mokum Hongerwinter Trouwlocaties Holleeder Volendam
Dialect De barbier Kerken Hoesjes Jan Schaefer Uitmarkt Jakkie Stroek Zaanse Schans
Het Parool Duivelseiland Kinderboerderijen Johnny Jordaan Jodenjacht Oscar Hammerstein Zandvoort
Humor Etymologie Krul (pisbak) Koos Alberts Kasteel van Aemstel Café's Pistolen Paultje
Nachtburgemeester Gay Amsterdam Markten Leen Jongewaard Koopmansboek 2 Zwaantjes Politie Vervoer
Lommerd Grachten Massages Leo Fuld Lieverdje In 't Aepjen RaRa Auto
NZ-Lijn Heineken Musea Paar apart Michiel de Ruyter Baantjer café Red Light Fiets
Producten Hells Angels Paleis Parels Minirok De 3 Fleschjes Rinus Vet Fietstaxi
Stadsdelen Herman Brood Parken Ramses Shaffy Multatuli De Druif Stanley Hillis Jachthaven
Stopera Jacob Hooy Pleinen René Riva Niod De Dokter Steve Brown Lopend
Straatnamen Johan Cruijff Poorten Robert Long Nostalgie 't Hooischip Willem Endstra OV
Tante Betje Kerkorgels Poptempels Rooie Sien OS 1928 De Jordaan Yab Yum Schiphol
Theo van Gogh Kraken PTA Smartlappen Over Amsterdam 't Mandje Zwarte Joop Taxi
Typisch Mokum Majoor Bosshardt REM eiland Straatmuziek Paleis voor Volksvlijt De Ooievaar Witkar
Mata Hari Rondvaart Tante Leen Palingoproer Papeneiland
Mijn plekkies Max Tailleur Schaatsen Tante Na Rembrandt Rooie Nelis De grote vier (of 5) Eten uit Mokum
Beethovenstraat Oorlam Sluizen Ton van Duinhoven Stadsbranden Wijnand Fockink Mulisch (H.) Broodje bal
Boekenwinkels Plat praten Stadswandeling Truce Speyck Stadswapen De Wildeman Reve (G.) Broodje Boljeri
Bosplan Simon Carmiggelt Straatkunst Willeke Alberti Trams Wolkers (J.) Broodje halfom
DeLaMar Truus Trompert Tatoeages Willy Alberti Video's Diversen Hermans (W.F.) Broodje kroket
Elandsgracht Vondelpark Theaters Wim Sonneveld VOC Auto ellende Hella Haasse Broodje mokum
Gemeente archief Walletjes Trouwlocaties WIC Emigreren Cement
Haarlemmerstraat Werelderfgoed Tulpen Da's apart Joodse spelling Duivekater
Helmersbuurt Westertoren Vissen Carice van Houten Uit eten Jordaan museum Haringkie happen
Jordaan Wonen Wandelen Dubbelspion? Johannes van Dam Magisch-realisme Hete bliksem
Koffiehuizen Zeurkousen Zwemmen Gogomobiel Nieuw Amsterdam Joodse kippensoep
Nieuwmarkt Nieuw liefdesliedje Over hout Leverworst
Plantage Nozems Sterk merk werkt Mokumse luilakbol
Rapenburg Paleis Weemoed Verdwenen straen Ossenworst
Staalbuurt Wapen van A. Voor de lijn Stoofvlees
The Movies Wilhelm Hibbeln Voorkom katers Surinaams eten
Waterlooplein Wentelteefjes
Zuiderkerk Zeebonk
Ook 'n website? Ziekenhuizen Unieke winkeltjes Zoekertjes Canon van Amsterdam Evenementen Begraafplaatsen Draaiboek gemeente

WEBRING

copyright 2024 MokumsNL